The Passion of the Christ

Passion of the Christ - Jim Caviezel

Op zaterdagavond voor Pasen werd de film The Passion of the Christ uitgezonden. Ik had deze film nog nooit gezien, maar wist wel dat deze bij verschijning voor veel controverse had gezorgd.

De film is geproduceerd door Mel Gibson en vertelt de laatst twaalf uur uit het leven van Jezus. Ik was er wel van doordrongen dat het geen amusementsfilm zou zijn, maar toch had ik niet verwacht dat de film zo realistische en rauw het lijden van Jezus in beeld zou brengen. Moet dit nu allemaal zo ontzettend ‘echt’ gebracht worden? Natuurlijk is het ook wel een beetje hypocriet om dit te denken, omdat we geweld in andere films als heel normaal beschouwen. En misschien speelt ook het idee wel mee dat zulk realistisch geweld niet bij een film over het leven van Jezus past.

Maar afgezien van deze vraag, vond ik het een overdonderende film. Het is een indrukwekkende film waarin Jim Caviezel een prachtige Jezus speelt. In de film wordt Armeens en Latijns gesproken. Het schijnt dat Mel Gibson aanvankelijk de film zonder ondertitels wilde uitbrengen. Hij was van mening dat de beelden voor zich moesten spreken. Uiteindelijk heeft hij er toch voor gekozen om te ondertitelen. Indrukwekkend vond ik de manier waarop Mel Gibson laat zien hoe Jezus zijn eigen kruis de berg op moet dragen. Ik heb daar als kind altijd wel een beeld bij gehad, maar dit was zo ontzettend realistische dat ik dat beeld niet meer snel kwijt zal raken. Je ziet dat Jezus eigenlijk niet in staat is om het kruis dragen. Mooi is de ommezwaai die het volk in de film ondergaat. Allereerst schreeuwen ze om zijn dood, maar later onderweg, eenmaal buiten Jeruzalem, maakt de haat plaats voor medelijden en willen ze Jezus helpen. En wanneer Jezus dan uiteindelijk aan het kruis sterft, laat Gibson het donker worden. Er sterft iets in alles om hem heen. Zeer, zeer indrukwekkend.

Bekijk de trailer.

Uitblinkers

Ook al had ik heel veel voetbaltalent gehad, dan nog zou het nooit iets met mij en voetbal zijn geworden. Niet omdat ik geen man ben. Niet omdat ik dik was. Nee, alleen maar vanwege het simpele feit dat ik geboren ben op de laatste dag van het jaar.

Bij de meeste sporten is de peildatum namelijk 1 januari. En als je dus zoals ik van 31 december bent, loop je gewoon altijd een jaar achter op de rest. Tegen de tijd dat ik ook eens op voetbal kon, waren mijn teamgenoten uit januari al een jaar bezig geweest. In de uitzending van Nieuwslicht van afgelopen donderdag 1 april vertelde de inspanningsfysioloog Raymond Verheijen dat hij al enige jaren jonge talenten had gevolgd en dat bleek dat jongens uit de maanden januari/februari en maart vaker succesvol waren dan jongens uit de andere maanden. Hoe bekend kwam dit fenomeen me voor. Enkele weken geleden las ik namelijk het boek Uitblinkers van Malcolm Gladwell. En ook hij legde de link tussen succesvolle Canadese ijshockyers die bijna allemaal in de eerste maanden van het jaar geboren waren.

Malcolm GladwellDit derde boek van Malcolm Gladwell (1963) Uitblinkers biedt een aantal open deuren, maar ook veel verrassende inkijkjes. Gladwell, voormalig wetenschapsjournalist van de Washington Post, combineert in dit boek sociale, psychologische en historische vraagstukken en voorziet ze van voorbeelden en theorieën. Hij probeert erachter te komen welke factoren verantwoordelijk zijn voor het groot succes.

Hij bepleit dat uitblinken niet primair is ingegeven door uitzonderlijk talent, maar toch vooral door toeval. Uitblinkers gaat over de condities die nodig zijn om uit te blinken. Veel mensen zijn geneigd te denken dat uitblinkers een uitzonderlijk talent hebben en dat ze daar hun uitblinken aan te danken hebben. Gladwell betoogt, met veel leuke voorbeelden, dat er wel wat meer nodig is dan alleen talent. Er zijn veel factoren die een rol spelen, zo vertelt hij bijvoorbeeld over topsporters in Amerika. Als je naar de ijshockeyspelers in Canada kijkt, blijken die voor een groot deel geboren te zijn in januari. Logisch zegt hij, op 1 januari start de selectie en degene die in januari zijn geboren, hebben dus een voorsprong op hun leeftijdsgenoten die op een later tijdstip zijn geboren. De jongens uit de eerste maanden van het jaar zijn sterker en behendiger (want ouder) dan hun leeftijdgenoten. Zij hebben langer kunnen spelen en zijn al wat ouder. Roep je meerdere selectie data in het leven, krijg je meer topsporters.

Daarnaast leert hij ons dat om talent echt te ontwikkelen je er minstens 10.000 uur in moet stoppen en dat het Amerikaanse schoolsysteem waarbij kinderen drie maanden vrij hebben in de zomer vooral nadelig is voor kinderen uit de arme milieus. Kinderen uit ‘betere’ milieus ondernemen namelijk van alles in de zomermaanden zodat hun educatie niet stil staat. Terwijl de kinderen uit de armere milieus deze stimulans niet krijgen. En dan zijn er nog allerlei variabelen waar je als mens geen invloed op hebt, zoals het jaar waarin je geboren bent, maatschappelijke ontwikkelingen etc.

Sociale klasse is in de eerste plaats een belemmerende factor voor succes. Daarna is het de soms vreemde wijze waarop talenten worden geselecteerd, zoals de leeftijdsselectie bij jonge sporters (waarbij zij die in januari geboren zijn al een enorme fysieke voorsprong hebben op najaarskinderen). Tot slot gaat het simpelweg om instelling: Aziaten werken simpelweg harder dan westerlingen, terwijl het succes van iemand als Bill Gates is te danken aan de vroege ochtenden dat hij eindeloos zat te programmeren op een vrije computer op school.

Het boek leest prettig en is interessant om te lezen. In eerste instantie bleef hij mij hoofdstukken achter elkaar boeien, maar aan het eind verslapte mijn aandacht. Daar werd het onderwerp minder interessant en herhaalde hij wat te veel. Maar hij komt beslist met originele inzichten en bewijsvoeringen. De vraag is alleen of zijn conclusies alleen gebaseerd zijn op de voorbeelden? Dan zijn er waarschijnlijk legio andere voorbeelden aan te dragen die zijn theorieën onderuit halen. En dat zou jammer zijn, want als je zijn theorie ter harte neemt, kunnen heel veel meer mensen uitblinken.

Joan Armatrading in de Boerderij

joanarmatrading1

Ik was nog heel jong toen de nummers van Joan Armatrading via de kamer van mijn zus tot mij kwamen. Later werd ik zelf liefhebber, maar nog nooit zag ik haar live. Woendag 10 maart 2010 was het dan eindelijk zo ver. Ik stond zelfs een paar meter van Joan vandaan, in de grote zaal van de Boerderij in Zoetermeer. Deze zaal is, zoals een Engelse bezoeker opmerkte, erg klein voor een groot artiest als Joan Armatrading, maar juist daarom zo fijn en intiem. Het was genieten.

Na het voorprogramma van de singersongwriter Lisbee (ook een ontdekking) liet Joan flinke tijd op zich wachten. Voordat haar vele gitaren gestemd waren, was het al ruim na 21.oo uur toen ze dan eindelijk onder luid applaus en wat verlegen het podium opstapte. Geheel in het zwart gekleed en haar lange, ontkroeste haar gedeeltelijk voor haar ogen dook ze in haar gitaar en trapte af met een fenomenale versie van Show Some Emotion. Bij de eerste klanken ging er een gejuich van herkenning door de zaal. Na dit nummer volgde het langgerekte Something’s Gotta Blow van haar CD Into the Blues uit 2007. Ook speelde ze de bekende nummer Love and Affection en All the way from America. Het nummer Tall in de Saddle werd door het publiek goed meegezongen, evenals het hoogtepunt van de avond The Weakness in Me. Het publiek bleef minutenlang voor dit nummer applaudiseren. Dit ontlokte Joan de uitspraak dat ze zo’n applaus ook wel voor de nummers van haar nieuwe album This Charming life wilde krijgen. Deze nieuwe nummers gingen een beetje aan mij voorbij. Veelal waren dit wat ruigere gitaarnummers. Het nummer Best Dress On was geen hoogtepunt qua tekst, maar bleek toch aanstekelijk genoeg om het publiek luidkeels mee te laten zingen.

Bij de toegiften liet Joan de gitaren voor wat ze waren en kwam ze wat meer in contact met haar publiek. Ze zong tijdens de toegift de nummers Me Myself I, Willow en Drop the Pilot.

Meer Joan? Bekijk haar website www.joanarmatrading.com.